Artikel 1 Begripsbepalingen

  1. In deze regeling zijn de begripsbepalingen van hoofdstuk 1 van de cao van overeenkomstige toepassing, onverminderd het bepaalde in het tweede lid.
  2. In deze regeling wordt verstaan onder:
    a.   dienstreis: de reis die, anders dan bedoeld in artikel 8, in opdracht van de werkgever wordt gemaakt;
    b.   bruto jaarsalaris: het twaalfvoud van het maandsalaris op de dag van verhuizen, zoals dat is vastgesteld op grond van één der bijlagen A1 tot en met A5, vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering. Hierbij wordt een maandsalaris slechts in aanmerking genomen voor zover het niet meer bedraagt dan het maandsalaris dat hoort bij een volledige normbetrekking;
    c.   woonplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente, waar de werknemer woont.

Artikel 2 Vervallen

Artikel 3 Bruto tegemoetkomingen

Deze regeling geeft aanspraak op bruto tegemoetkomingen en vergoedingen. Voor zover bedragen hoger zijn dan de fiscaal vrijgestelde bedragen, wordt het meerdere als brutoloon beschouwd.

Verhuiskosten

Artikel 4 Aanspraak op tegemoetkoming in verhuiskosten

  1. De werknemer die is verhuisd naar een woning die op niet meer dan 25 kilometer van de standplaats ligt en daarmee de reisafstand tussen de woonplaats en de standplaats met ten minste 25 kilometer verkort wordt onder de volgende voorwaarden een tegemoetkoming in de verhuiskosten verleend:
    a.   de werknemer vooraf schriftelijk heeft verklaard dat hij bekend is met de terugbetalingsverplichting bedoeld in artikel 7 van deze regeling;
    b.   de werknemer heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor ten minste een jaar met uitzicht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;
    c.   de werknemer heeft deze tegemoetkoming niet eerder ontvangen van de werkgever.

Artikel 5 De hoogte van de tegemoetkoming in verhuiskosten

  1. De tegemoetkoming in verhuiskosten kan slechts bestaan uit:
    a.   een tegemoetkoming in de kosten van transport van de bagage en van de inboedel van de werknemer en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning, tot ten hoogste € 2500 bruto;
    b.   een tegemoetkoming voor alle andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten,  tot ten hoogste 12% van het bruto jaarsalaris met een maximum van € 5445. Daarnaast kan de werknemer met de werkgever een tegemoetkoming in de pensionkosten overeenkomen.
  2. De hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in lid 1 sub a bedraagt voor de werknemer met een werktijdfactor lager dan 0,5000 fte de helft van het genoemde bedrag.
  3. De tegemoetkomingen genoemd in lid 1 betreffen daadwerkelijk gemaakte kosten. De werkgever stelt de hoogte van de tegemoetkoming vast op grond van een door de werknemer tezamen met de betaalbewijzen ingediende declaratie.
  4. De werknemer die een woning heeft betrokken op een reisafstand van meer dan 10 kilometer van de standplaats, ontvangt slechts 80% van het bedrag van de in het eerste lid onder a en b bedoelde tegemoetkomingen.

Artikel 6 Samenloop van tegemoetkomingen in de verhuiskosten

  1. Bij een verhuizing van een gezin, waarvan beide echtgenoten of partners ter zake van de verhuizing aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming in de verhuiskosten op grond van deze regeling, ontvangt, met overeenkomstige toepassing van artikel 5, tweede tot en met vierde lid: ieder van beiden de helft van de in artikel 5 bedoelde tegemoetkomingen.
  2. Indien het betreft een verhuizing van een gezin waarvan een van de echtgenoten of partners aanspraak kan maken op een tegemoetkoming in de verhuiskosten op grond van deze regeling en de andere echtgenoot of partner uit anderen hoofde ter zake van deze verhuizing aanspraak maakt op een tegemoetkoming, wordt de tegemoetkoming in verhuiskosten aan de werknemer slechts verleend voor zover deze de tegemoetkoming welke uit anderen hoofde wordt ontvangen te boven gaat.

 

 

Artikel 7 Terugbetaling tegemoetkoming in de verhuiskosten

  1. De werknemer die een tegemoetkoming in de verhuiskosten heeft ontvangen, moet deze geheel terugbetalen indien zijn dienstverband op zijn verzoek of ten gevolge van aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden binnen 1 jaar na betaling van de tegemoetkoming wordt beëindigd. Als de beëindiging plaatsvindt later dan na 1 jaar, maar binnen 2 jaar, moet de werknemer de helft van de tegemoetkoming terugbetalen. De werknemer hoeft niet terug te betalen als de beëindiging plaatsvindt later dan 2 jaar na betaling van de vergoeding.
  2. De werknemer die binnen 2 jaar na de verhuizing, anders dan in verband met het beëindigen van het dienstverband bij de instelling waarvoor hem deze tegemoetkoming werd toegekend of wegens een verplaatsing van deze instelling, verhuist naar een woonplaats die verder weg is gelegen van de standplaats, is gehouden de ontvangen tegemoetkoming in de verhuiskosten terug te betalen:
    a.   voor 20% indien hij vóór laatstgenoemde verhuizing op niet meer dan 10 kilometer van zijn standplaats woonde en na de verhuizing op een afstand van 15, 20 of 25 kilometer is komen te wonen;
    b.   geheel, indien hij zich in een woonplaats op een afstand van meer dan 25 kilometer van zijn standplaats gevestigd heeft.

Woon-werkverkeer

Artikel 8 Aanspraak op tegemoetkoming in de reiskosten

  1. Aan de werknemer wordt door de werkgever maandelijks een tegemoetkoming in de reiskosten voor het woon-werkverkeer verleend.
  2. Reist de werknemer met het openbaar vervoer dan worden deze kosten voor woon-werkverkeer volledig vergoed. Voor reizen per trein geldt een vergoeding op basis van reizen in de tweede klasse.
  3. Reist de werknemer niet met het openbaar vervoer dan stelt de werkgever de tegemoetkoming afhankelijk van de feitelijk gereisde kilometers tussen de woning en de plaats waar de werkzaamheden daadwerkelijk worden verricht en van het aantal dagen dat per week feitelijk naar die plaats wordt gereisd. De reisafstand wordt berekend met behulp van de Google Maps op basis van de kortste reisafstand. De reisafstand wordt naar beneden afgerond in hele kilometers.
  4. De vergoeding bedraagt € 0,19 per kilometer. De vergoeding wordt verstrekt over maximaal 40 kilometer per enkele reisafstand (derhalve maximaal 80 kilometer per werkdag), met dien verstande dat de kosten verband houdende met de eerste 5 kilometer per enkele reisafstand (derhalve 10 kilometer per werkdag) niet voor vergoeding in aanmerking komen en nihil zijn wanneer de enkele reisafstand van de werknemer minder dan 5 kilometer bedraagt.

 

Dienstreizen

Artikel 9 Reizen per openbaar vervoer

  1. De dienstreizen worden in de regel met het openbaar vervoer gemaakt.
  2. Abonnementskaarten, trajectkaarten, ov-chipkaarten en soortgelijke vervoerbewijzen voor meer dan één reis met openbaar vervoer worden, door de zorg van de werkgever verstrekt, hetzij met voorafgaande goedkeuring van de werkgever door de werknemer aangeschaft.
  3. Als de werknemer voor een dienstreis gebruikmaakt van een vervoersbewijs als bedoeld in het vorige lid, dat hij zelf heeft aangeschaft en waarvoor hij van de werkgever geen vergoeding heeft ontvangen, wordt een bedrag vergoed gelijk aan de kosten van een plaatsbewijs voor het traject dat met dit vervoerbewijs is afgelegd. Indien gedurende de periode van geldigheid meermalen van een dergelijk vervoerbewijs gebruik is gemaakt, mogen de bedoelde vergoedingen over die periode de prijs van het vervoerbewijs niet te boven gaan.

Artikel 10 Aanspraak op tegemoetkoming in de reis- en verblijfkosten bij dienstreizen

  1. Aan de werknemer die een dienstreis maakt, worden de reiskosten op basis van openbaar vervoer vergoed.
  2. De werknemer ontvangt voor het gebruik van een eigen motorvoertuig, waarvoor door de werkgever een machtiging moet zijn verleend, de volgende bruto kilometervergoeding: € 0,30 per km. Als het eigen motorvoertuig een bromfiets of scooter is, bedraagt de tegemoetkoming € 0,11 per kilometer. De genoemde afstanden gelden per kalenderjaar. Als de werkgever geen machtiging verleent, bedraagt de tegemoetkoming € 0,10.
  3. De werknemer die van een eigen fiets gebruik maakt, ontvangt hiervoor een tegemoetkoming van € 0,05 per kilometer.
  4. Als de werknemer andere personen voor de dienst heeft vervoerd met toestemming van de werkgever, op wiens last die personen de dienstreis maken, wordt hem, met inachtneming van het volgende lid, voor ieder van die personen een tegemoetkoming verleend als bedoeld in het tweede lid, laatste volzin. De andere personen hebben voor zichzelf geen aanspraak op een tegemoetkoming wegens reiskosten.
  5. De vergoeding voor het gebruik van een eigen motorvoertuig bedraagt in totaal nooit meer dan de kilometervergoeding, berekend overeenkomstig het bepaalde in de eerste volzin van het tweede lid.
  6. De werkgever vergoedt de werknemer die een dienstreis maakt de werkelijk door hem gemaakte verblijfkosten voor zover deze redelijkerwijs voortvloeien uit de aard van de dienstreis.