De BAPO-regeling is per 1 augustus 2014 vervallen. Bij toepasselijkheid van hoofdstuk
9, paragraaf C wordt verwezen naar de toepassing van onderstaande regeling.
De BAPO-regeling
Op deze bijlage zijn de begripsbepalingen van Hoofdstuk A van toepassing.
I Inleiding
De BAPO-regeling heeft tot doel het behouden van senioren voor het arbeidsproces door taakverlichting en -vermindering.
II Doelgroep van de BAPO-regeling
Vanaf 1 januari 2008 zijn de intredeleeftijd van 52 en 56 jaar niet meer van toepassing.
De leeftijd waarop de werknemer recht heeft op deelname aan de BAPO-Regeling wordt jaarlijks met een half jaar verhoogd conform de onderstaande tabel:
Om voor toepassing van de BAPO-regeling in aanmerking te komen, moet de werknemer aan drie voorwaarden voldoen:
- De werknemer heeft in de loop van het jaar de van toepassing zijnde leeftijd, zoals genoemd in de tabel 1, bereikt.
- De werknemer moet direct voorafgaande aan de gebruikmaking van de regeling gedurende ten minste 5 jaren aaneengesloten in dienst zijn geweest bij het bevoegd gezag van een door de minister van OCW bekostigde onderwijs- of onderzoeksinstelling dan wel door de minister van EZ bekostigde onderwijsinstelling. Indien de werknemer in die 5 jaar een werkloosheidsuitkering heeft genoten, wordt de uitkeringsperiode niet als onderbreking aangemerkt. Deze periode telt echter niet mee als diensttijd voor de BAPO-regeling: de werknemer moet feitelijk minimaal 5 jaar hebben gewerkt bij een instelling als boven bedoeld. Onder een werkloosheidsuitkering wordt verstaan een werkloosheidsuitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid Onderwijs- en Onderzoekpersoneel (BWOO) en het hierin opgenomen overgangsrecht, dan wel een hiervoor in de plaats tredende regeling.
- De werknemer die conform tabel 1 aanspraak maakt op maximaal 170 uur BAPO-verlof heeft een werktijdfactor van ten minste 0,2647. De werknemer die conform tabel 1 aanspraak maakt op maximaal 340 uur BAPO-verlof heeft een werktijdfactor van ten minste 0,1324.
Deze ondergrenzen gelden niet als de werknemer tevens in dienst is bij één of meer onderwijs- of onderzoeksinstellingen als bedoeld onder 2, en de som van alle werktijdfactoren bij de diverse onderwijswerkgevers ten minste gelijk is aan 0,2647 respectievelijk 0,1324.
III Inhoud van de BAPO-regeling
Door gebruik te maken van de BAPO-regeling, kiest de werknemer ervoor de feitelijke jaartaak te verminderen tegen inlevering van een deel van het salaris. Hierbij geldt het volgende:
III.1 Omvang van het verlof
De werknemer heeft conform tabel 1 recht op maximaal 170 respectievelijk maximaal 340 uur BAPO-verlof per jaar.
Dit recht ontstaat op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de werknemer de van toepassing zijnde leeftijd heeft bereikt.
De urenaantallen 170 en 340 zijn maxima. De werknemer kan er ook voor kiezen zijn feitelijke jaartaak met een kleiner aantal uren te verminderen. De ondergrens is hierbij 45 uur per jaar. Voor deeltijdwerknemers gelden de maxima 170 en 340 uur naar evenredigheid van hun werktijdfactor en is de ondergrens van 45 uur per jaar eveneens van toepassing. De ondergrens van 45 uur per jaar is bedoeld om versnippering tegen te gaan. Om die reden zijn bij de voorwaarden voor deelname aan de BAPO-regeling werktijdfactoren van 0,2647 respectievelijk 0,1324 genoemd. Deze factoren zijn gelijk aan 45 : 170 respectievelijk 45 : 340. De ondergrens van 45 uur per jaar geldt niet voor een werknemer die een lagere werktijdfactor heeft dan 0,2647, respectievelijk 0,1324, maar die bij andere onderwijswerkgevers zodanige dienstverbanden heeft dat de som van zijn werktijdfactoren wel ten minste gelijk is 0,2647, respectievelijk 0,1324. Deze werknemer heeft tegenover zijn werkgever in de zin van artikel A-42 van de cao recht op het aantal BAPO-uren per jaar dat hoort bij de desbetreffende werktijdfactor.
De werknemer kan recht hebben op vermindering van de dagelijkse werktijd (artikel E-20) en/of op leeftijdsdagen (artikel E-22). Het BAPO-verlof wordt niet ook over deze uren berekend. Met andere woorden: eerst wordt de jaartaak van de werknemer met deze uren verminderd, vervolgens wordt op basis van de resterende feitelijke jaartaak het BAPO-verlof berekend. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van de formule:
{1659 – (a+b)} x L : 1659 = U
waarbij:
a = leeftijdsdagen als bedoeld in artikel E-22 uitgedrukt in uren.
b = aantal werkdagen per jaar x 0,5 uur (voor OBP-werknemers vanaf 60 jaar); in de overige gevallen geldt b = 0.
L = het maximum aantal BAPO-uren behorende bij de leeftijd (resp. 170 en 340 uur).
U = het maximum aantal BAPO-uren waarop de werknemer recht heeft. Voor deeltijders is U gelijk aan het evenredige deel van het maximum aantal BAPO-uren waarop de overeenkomstige voltijder (OP of OBP) recht heeft.
III.2 Doorwerking van het BAPO-verlof in het maximum aantal contacturen
Vervalt per 1 augustus 2008.
III.3 De eigen bijdrage van de werknemer
Over het gedeelte van de betrekkingsomvang waarover BAPO-verlof is verleend, levert de werknemer 25% of 35% van het salaris in. Het percentage is afhankelijk van het maximum carrièrepatroon van de functie waarin de werknemer is benoemd:
- carrièrepatroon 1 t/m 8: 25%,
- vanaf carrièrepatroon 9: 35%.
Vanaf het moment dat de werknemer daadwerkelijk BAPO-verlof geniet, wordt per maand op het salaris het genoemde percentage ingehouden over het aantal BAPO-verlofuren. Indien de werknemer valt onder het overgangsrecht van het Hoofdlijnenakkoord inzake aanpassing van ABP-regelingen aan de VPL-wetgeving, wordt bovendien per maand een bedrag ingehouden dat overeenkomt met 0,8% van het salaris zonder BAPO-inhouding. Het bepaalde in paragraaf VIII is van overeenkomstige toepassing op deze inhouding.
III.4 Overgangsregeling in verband met de verhoging van de intredeleeftijd per 1 januari 2008
De rechten van de werknemers die vóór 1 januari 2008 reeds BAPO-verlof genieten, worden gerespecteerd.
De rechten van de werknemers, aan wie vóór 1 januari 2008 reeds BAPO is toegekend, worden gerespecteerd, mits de periode tussen het moment van de aanvraag en de daadwerkelijke ingangsdatum van het BAPO-verlof niet meer dan acht maanden bedraagt (deze voorwaarde geldt niet indien de ingangsdatum op verzoek van de werkgever in verband met het bedrijfsbelang is opgeschort ex § VI van de BAPO-Regeling). Met inachtneming van de vorige volzin is de verhoging van de intredeleeftijd voor 340 uur BAPO verlof ook van toepassing op de werknemers die op 1 januari 2008 reeds 170 uur BAPO-verlof genieten.
IV Flexibele invulling van de BAPO-regeling
(”flex-BAPO”)
Vervallen.
IV.1 Het totaalrecht aan BAPO-verlof
Vervallen.
IV.2 Invulling BAPO
– BAPO-uren kunnen opgenomen worden in het jaar waarin het recht op de uren is ontstaan.
– Het jaarlijks aantal BAPO-uren mag niet meer bedragen dan de helft van de betrekkingsomvang.
– De omvang van het BAPO-verlof kan alleen verminderd worden als hiervoor voldoende formatie beschikbaar is. In beginsel mag dus het aantal in enig jaar op te nemen BAPO-uren niet kleiner zijn dan in het voorafgaande jaar.
IV.3 Consequenties van niet volgens afspraak gebruik maken van de FPU-regeling
Vervallen.
IV.4 Vervallen flex-BAPO
Op 1 januari 2006 is de mogelijkheid het BAPO-verlof flexibel op te nemen vervallen.
De werknemer die valt onder het overgangsrecht van het Hoofdlijnenakkoord inzake aanpassing van ABP-regelingen aan de VPL-wetgeving kan volgens de daarover met de werkgever gemaakte afspraken gebruik blijven maken van genoemde mogelijkheid.
V Aanvraagprocedure BAPO-verlof
De werkgever meldt de werknemer ten minste 6 en ten hoogste 8 maanden voor het bereiken van de van toepassing zijnde leeftijd, zoals genoemd in tabel 1, schriftelijk dat hij, mits hij voldoet aan de in paragraaf II genoemde voorwaarden, in aanmerking komt voor toepassing van de BAPO-regeling. De werknemer die in aanmerking wil komen voor de BAPO-regeling, maakt zijn keuze ten minste 3 maanden voor de gewenste ingangsdatum bekend aan de werkgever.
De bekendmaking aan de werkgever behelst de ingangsdatum, het aantal uren per jaar en de wijze waarop het verlof (respectievelijk maximaal 170 of maximaal 340 uur) opgenomen wordt.
De werkgever toetst het verzoek aan de eisen en voorwaarden. De werkgever kan na overleg van het verzoek afwijken, maar neemt in ieder geval binnen 8 weken een besluit. Hetzelfde geldt als de werknemer op enig moment een eerder gedaan verzoek of een voor hem vastgestelde invulling van de BAPO-regeling wil wijzigen.
VI Ingang BAPO-verlof
Als de werknemer gebruik wil maken van de BAPO gaat het verlof niet eerder in dan op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de werknemer de conform tabel 1 van toepassing zijnde leeftijd heeft bereikt. Dit geldt ook voor de uitbreiding van het verlof wegens het bereiken van de leeftijd genoemd in tabel 1. In het algemeen geldt dat het verlof om redenen van organisatorisch belang later in kan gaan dan op de voorgestelde datum. De uiterste ingangsdatum is de eerste dag van het cursusjaar volgend op de voorgestelde datum.
VII Wijziging omvang BAPO-verlof
De werknemer kan de werkgever verzoeken de omvang van het verlof te wijzigen met ingang van de eerste dag van het cursusjaar. Op het verzoek is de aanvraagprocedure zoals vermeld in paragraaf V van overeenkomstige toepassing. De werkgever toetst het verzoek aan het organisatorisch belang en aan het beschikbaar zijn van voldoende formatie.
VIII Bezoldiging en BAPO-verlof
Alle aan het salaris gerelateerde aanspraken blijven berekend op basis van het salaris dat de werknemer zou hebben genoten als hij geen gebruik zou maken van de BAPO-regeling. Dit betekent dat zaken als bijvoorbeeld vakantie-uitkering, pensioenopbouw, pensioenbijdragenverhaal, BWOO-uitkering en FPU niet veranderen door het deelnemen aan de regeling.
IX Ziekte tijdens gebruikmaking van de BAPO-regeling
Als de werknemer tijdens het genieten van BAPO-verlof ziek wordt, blijft het verlof doorlopen (geen opschortende werking). Gedurende de periode van de eerste ziektedag tot 12 maanden na deze eerste ziektedag bedraagt het salaris 100% van het door de BAPO-regeling verminderde salaris. De hoogte van het salaris na deze periode tot 24 maanden na de eerste ziektedag bedraagt 70% van het salaris zonder vermindering wegens gebruik van de BAPO-regeling, dus 70% van het oorspronkelijke 100%-salaris.
Bij de toepassing van artikel 13 sub a van de ZAR geldt het volgende:
– De loondoorbetaling van 100% betreft het door deze regeling verminderde maandsalaris;
– De loondoorbetaling van 70% betreft het maandsalaris dat de werknemer zou hebben ontvangen indien hij geen gebruik zou maken van deze regeling.
X Anticumulatie nieuwe inkomsten
Tijdens het genieten van BAPO-verlof is een anticumulatie-regeling van toepassing. Deze houdt in dat alle nieuwe inkomsten (zowel in als buiten het onderwijs) gekort worden op het salaris. De korting kan niet meer bedragen dan het verschil tussen het salaris met inachtneming van deze regeling en het salaris dat de werknemer zou genieten als deeltijder met een gelijke feitelijke jaartaak. De werknemer houdt dus altijd recht op het salaris dat een overeenkomstige deeltijder verdient.
Toelichting op Artikel IX.
Paragraaf IX beoogt een zekere mitigering aan te brengen als iemand vanwege langdurige ziekte een lager loon ontvangt. Op het moment dat het percentage van de loondoorbetaling daalt (van 100% naar 70%), wordt het genomen over een breder loonbegrip, nl. het loon zonder BAPO-inhouding. Is op een werknemer de ZAR, zoals deze gold op 30 april 2018, van toepassing dan geldt het volgende. De 45% grens van het tweede lid van artikel 5 ZAR slaat op de door de BAPO verminderde betrekkingsomvang. Voorbeeld met betrekking tot het eerste lid van artikel 5 ZAR. Een werknemer heeft een betrekkingsomvang van 1,0 fte en BAPO-verlof voor één dag (20% van de betrekkingsomvang). Het bruto salaris na BAPO-aftrek is: 100% – (35% van 20%)= 93%.
Na 12 maanden ziekteverlof hervat de werknemer voor één dag zijn werk. Eén dag is 25% van de door de BAPO verminderde betrekkingsomvang.
Het salaris bedraagt dan: (25% van 93%) + (75% van 70%) = 75,75% van het oorspronkelijke 100%-salaris. Voor deze werknemer geldt dat hij aan de 45%-grens van het tweede lid van artikel 5 ZAR voldoet als hij weer voor tenminste 45% van 80% = 36% van zijn oorspronkelijke betrekkingsomvang (1,0 fte) zijn werk heeft hervat. Als hij ook overigens aan de voorwaarden van het tweede lid voldoet, bedraagt zijn salaris dan 93% van zijn oorspronkelijke salaris.