Artikel 8.1

Vakantie*

*Zie toelichting

  1. De werknemer heeft recht op 30 dagen vakantie per kalenderjaar, op grond van artikel 7:634 BW bestaande uit 20 wettelijke vakantiedagen en 10 bovenwettelijke vakantiedagen.
  2. Feestdagen kunnen niet als vakantiedag worden aangemerkt.
  3. De werknemer die niet het gehele kalenderjaar in dienst is, heeft aanspraak op een aantal vakantiedagen dat gelijk is aan: (W:52) x 30. Hierbij is W het aantal weken dat de werknemer in het desbetreffende kalenderjaar recht heeft op loon.
  4. Vakantiedagen die het eerst voor verval of verjaring in aanmerking komen, worden als eerste van het vakantietegoed afgeboekt.
  5. De werkgever stelt de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie vast overeenkomstig de wensen van de werknemer, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Daarbij geldt dat de werknemer die betrokken is bij het primaire proces en die benoemd is een functie met carrièrepatroon 9 of hoger zijn vakantiedagen opneemt in de periodes waarin voor hem geen directe onderwijstaken zijn ingeroosterd.
  6. De aanspraak op wettelijke vakantiedagen, vervalt zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven, tenzij de werknemer tot aan dat tijdstip redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen.
  7. De aanspraak op bovenwettelijke vakantiedagen verjaart 5 jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven.
  8. Bij samenloop van ziekteverlof met verleend vakantieverlof trekt de werkgever, voor de werknemer die betrokken is bij het primaire proces en die benoemd is in een functie met carrièrepatroon 9 of hoger, het verleende vakantieverlof in tot ten hoogste 23 dagen per kalenderjaar, bestaande uit 20 wettelijke en 3 bovenwettelijke vakantiedagen per kalenderjaar, tenzij in voorkomend geval de werknemer schriftelijk instemt het vakantieverlof te willen opnemen. Indien de werknemer niet het hele kalenderjaar recht heeft op loon, komen voor intrekking, bedoeld in de eerste volzin ten hoogste (W:52) x 23 dagen in aanmerking, waarbij W gelijk is aan het aantal weken dat de werknemer in het kalenderjaar recht heeft op loon.
  9. De werknemer, die betrokken is bij het primaire proces en die benoemd is in een functie met carrièrepatroon 9 of hoger, neemt de op basis van lid 8 ingetrokken vakantiedagen op in periodes waarin voor hem geen directe onderwijstaken zijn ingeroosterd. Slechts indien blijkt dat de werknemer redelijkerwijs niet in staat is geweest om de wettelijke vakantiedagen voor afloop van de vervaltermijn binnen de genoemde periodes op te nemen, kan de werknemer deze wettelijke vakantiedagen – na overleg met de werkgever – buiten deze periodes opnemen.
  10. De werknemer, die betrokken is bij het primaire proces en die benoemd is in een functie met carrièrepatroon 9 of hoger, neemt in geval van samenloop met zwangerschaps- en bevallingsverlof, haar vakantiedagen op in periodes waarin voor haar geen directe onderwijstaken zijn ingeroosterd. Slechts indien blijkt dat de werknemer niet in staat kan worden gesteld om haar wettelijke vakantiedagen voor afloop van de vervaltermijn binnen de genoemde periodes op te nemen, kan de werknemer deze vakantiedagen – na overleg met de werkgever – buiten deze periodes opnemen.
  11. Ingeval van samenloop van ziekteverlof met verleend vakantieverlof en in andere daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komende gevallen trekt de werkgever, voor de werknemer die behoort tot het OBP en op wie lid 8 niet van toepassing is, het vakantieverlof in, tenzij in voorkomend geval de werknemer schriftelijk instemt het vakantieverlof te willen opnemen. Het niet genoten vakantieverlof wordt in overleg met de werknemer opnieuw verleend.
  12. Neemt de werknemer tijdens ziekte vakantieverlof op dan behoudt de werknemer over deze uren vakantieverlof 100% van zijn loon.
  13. In zeer buitengewone omstandigheden kan de werkgever met goedvinden van de werknemer het vakantieverlof intrekken. Indien de werknemer als gevolg van de intrekking van het vakantieverlof materiële schade lijdt, wordt deze schade hem door de werkgever vergoed.
  14. De werkgever kan in afwijking van het bepaalde in de leden 8, 11 en 13, met in achtneming van lid 1 t/m 3, met de OR een eigen vakantieregeling overeenkomen.
Artikel 8.2

Buitengewoon, geboorte-, adoptie- en zorgverlof

Artikel 8.2a

Buitengewoon verlof (imperatief)*

*Zie toelichting

  1. De werkgever verleent de werknemer een aaneengesloten periode buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging, behoudens het bepaalde in lid 2, voor zover zijn werkzaamheden samenvallen met één of meer van de navolgende omstandigheden.
    1. De uitoefening van het kiesrecht, het voldoen aan een wettelijke verplichting of het afleggen van een van rijkswege afgenomen of erkend examen, voor zover dit niet in vrije tijd kan geschieden en omzetting van de dienst niet mogelijk is.
    2. Het bijwonen van vergaderingen of zittingen van of het verrichten van werkzaamheden voor publiekrechtelijke colleges, waarin de werknemer is benoemd of gekozen, voor zover dit niet in de vrije tijd kan geschieden.
    3. Het uitoefenen van het lidmaatschap van een van rijkswege ingestelde of erkende examencommissie of het optreden als rijksgecommitteerde bij een examen, voor in totaal ten hoogste 14 dagen per jaar in overleg met de werkgever vast te stellen, voor zover de werkgever daarvoor schadeloos wordt gesteld. In afwijking van de eerste zin van lid 1 hoeft geen sprake te zijn van een aaneengesloten periode.
    4. Verhuizing in geval van wijziging van standplaats voor 2 dagen. Indien geen sprake is van wijziging van standplaats voor 1 dag.
    5. Het zoeken van een woning bij wijziging van standplaats voor 1 dag.
    6. Ondertrouw dan wel een daarmee gelijk te stellen handeling die verricht moet worden in het kader van een voorgenomen partnerregistratie van de werknemer voor 1 dag.
    7. Burgerlijk en/of kerkelijk huwelijk van de werknemer of registratie van het partnerschap, voor in totaal 4 dagen, voor zover de huwelijksdag(en) of de dag van partnerregistratie hierbinnen vallen.
    8. Huwelijk of partnerregistratie van bloed- of aanverwanten van de eerste of tweede graad, voor 1 dag of ten hoogste 2 dagen, al naar gelang dit huwelijk of deze partnerregistratie plaatsvindt in of buiten de woonplaats van de werknemer.
    9. Ernstige ziekte van de partner, ouders of kinderen, stief-, schoon-, of pleegfamilieleden daaronder begrepen, voor ten hoogste 2 weken, tenzij blijkens een aan de werkgever te overleggen geneeskundige verklaring gedurende een langere termijn de voortdurende aanwezigheid van de werknemer bij de zieke, anders dan ter verpleging, noodzakelijk is.
    10. Overlijden van de onder i bedoelde personen, voor 4 dagen; van bloed- of aanverwanten in de tweede graad, voor 2 dagen; van bloed- of aanverwanten in de derde of vierde graad, voor ten hoogste 1 dag; is de werknemer in de twee laatst genoemde gevallen belast met de regeling van de begrafenis of nalatenschap, dan wordt verlof verleend voor 4 dagen.
    11. Vervallen.
    12. Het 25-, 40- en 50-jarig huwelijksjubileum dan wel jubileum van de registratie van het partnerschap van de werknemer en het 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksjubileum van zijn ouders, stief-, schoon- of pleegouders daaronder begrepen, het 25-, 40- of 50-jarig ambtsjubileum van de werknemer of van zijn partner voor 1 dag.
    13. Vervallen.
    14. Het voldoen aan een verzoek om als getuige of deskundige te worden gehoord in een juridische procedure, voor zover dit niet in vrije tijd kan geschieden en omzetting van de dienst niet mogelijk is.
    15. Een calamiteit, 1 dag verlof per calamiteit met de mogelijkheid van een verlenging van 1 dag, waarvan de werknemer achteraf verantwoording aflegt aan de werkgever.
  2. Indien de onder b genoemde omstandigheid zich voordoet en de werknemer een vaste vergoeding ontvangt in verband met de activiteiten waarvoor hem verlof wordt verleend, wordt op zijn bezoldiging een inhouding toegepast over de tijd, dat hij het verlof geniet. Deze inhouding gaat het bedrag dat de werknemer kan worden geacht te ontvangen als vaste vergoeding voor de activiteiten verricht gedurende de met het verlof overeenkomende tijd, niet te boven.
Artikel 8.2b

Geboorteverlof en adoptieverlof (imperatief)*

*Zie toelichting

  1. De werknemer heeft na de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner, de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont of degene van wie de werknemer het kind erkent, gedurende een tijdvak van vier weken te rekenen vanaf de eerste dag na de bevalling, recht op geboorteverlof met behoud van loon van eenmaal de arbeidsduur per week. Onder arbeidsduur per week wordt in dit artikel verstaan de werkweek als bedoeld in artikel 3.1 leden 2 of 4.
  2. De werknemer heeft in verband met de adoptie of opname van een pleegkind recht op ten hoogste zes aaneengesloten weken verlof.
  3. Het recht op het in lid twee genoemde verlof bestaat gedurende een tijdvak van 26 weken. Het recht bestaat vanaf vier weken vóór de eerste dag dat de feitelijke opneming ter adoptie een aanvang heeft genomen of zal nemen, zoals die dag is aangeduid in een door de werknemer aan de werkgever overgelegd document waaruit blijkt dat het kind ter adoptie is of zal worden opgenomen. De werknemer kan de werkgever verzoeken om het verlof te spreiden gedurende een tijdvak van 26 weken. De werkgever kan het verzoek om het verlof gespreid op te nemen afwijzen, indien zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich hiertegen verzetten.
  4. Indien als gevolg van een adoptieverzoek tegelijkertijd twee of meer kinderen feitelijk ter adoptie worden opgenomen, bestaat het recht op verlof slechts ten aanzien van één van die kinderen.
  5. In geval van adoptie van een buitenlands kind kan de werkgever, indien verlof noodzakelijk is om de werknemer in staat te stellen in het desbetreffende land het nodige te verrichten het verleende verlof, genoemd in het tweede lid, verlengen.
  6. De werknemer heeft gedurende het verlof zoals bedoeld in lid 2 geen recht op loon. De werknemer heeft op grond van de WAZO recht op een uitkering van UWV. De uitkering wordt door tussenkomst van de werkgever aangevraagd bij UWV. In geval van adoptie van een buitenlands kind heeft de werknemer gedurende de vijfde en zesde week van het verlof zoals bedoeld in lid 2 recht op een aanvulling op de uitkering van UWV tot 100% van zijn loon voor zover zijn loon de maximumdagloongrens overschrijdt.
  7. De werknemer heeft gedurende het verlof zoals bedoeld in lid 5 recht op loon.
  8. Dagen of gedeelten van dagen waarop de werknemer zijn arbeid niet verricht wegens het in lid 1, 2 en 5 bedoelde verlof kunnen niet worden aangemerkt als vakantie.
  9. De leden 2 t/m 8 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op de werknemer die een pleegkind opneemt als bedoeld in artikel 5:1 tweede lid onder d WAZO.
  10. De bepalingen van hoofdstuk 3 en 4 WAZO zijn bij de toepassing van dit artikel onverkort van toepassing.
Artikel 8.2c

Kort en langdurend zorgverlof (imperatief)

  1. De werknemer heeft recht op verlof voor de noodzakelijke verzorging in verband met ziekte van een persoon als bedoeld in artikel 5:1 lid 2 WAZO. Conform artikel 5:2 WAZO bedraagt het verlof in elke periode van 12 achtereenvolgende maanden ten hoogste twee maal de arbeidsduur per week. Gedurende het verlof heeft de werknemer recht op 70% van het loon, zoals omschreven in artikel 5:6 lid 1 WAZO.
  2. De werknemer heeft recht op verlof zonder behoud van loon voor de verzorging van een persoon als bedoeld in artikel 5:1 lid 2 WAZO die levensbedreigend ziek is of de noodzakelijke verzorging van een persoon als bedoeld in artikel 5:1 lid 2 WAZO die ziek of hulpbehoevend is. Conform artikel 5:10 WAZO bedraagt het verlof in elke periode van 12 achtereenvolgende maanden ten hoogste zes maal de arbeidsduur per week.
  3. De bepalingen van hoofdstuk 5 WAZO zijn bij de toepassing van het eerste en tweede lid onverkort van toepassing.
Artikel 8.3

Buitengewoon verlof (facultatief)

  1. In aanvulling op dan wel in andere dan de in artikel 8.2a, 8.2b en 8.2c bedoelde gevallen kan de werkgever de werknemer op diens verzoek buitengewoon verlof verlenen, al dan niet met behoud van bezoldiging. Als de werkgever verlof verleent, besteedt hij in het kader van de organisatie van het werk aandacht aan de mogelijke werkdrukeffecten van het verlof. Als de werkgever het verzoek tot verlof afwijst, moet hij dit motiveren. Als de werknemer verzoekt om buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging is het bepaalde in bijlage I van deze cao van toepassing.
  2. Als het organisatorisch belang van de instelling zich daartegen niet verzet, verleent de werkgever aan de werknemer wiens aanwezigheid op de instelling in redelijkheid niet kan worden verwacht, voor de viering van een godsdienstige feest- of gedenkdag anders dan behorend tot de algemeen erkende feestdagen buitengewoon verlof voor ten hoogste 4 dagen, al dan niet met behoud van bezoldiging.
  3. De werkgever kan de werknemer buitengewoon verlof verlenen met behoud van bezoldiging voor het deelnemen aan georganiseerde activiteiten in het kader van door de overheid erkend jeugd- en jongerenwerk voor telkens ten hoogste 5 dagen met dien verstande dat per cursusjaar niet meer dan 10 dagen verlof wordt verleend.
  4. Als de werkgever op grond van het eerste lid verlof verleent voor langer dan 4 dagen, kan hij aan het verlof voorwaarden verbinden.
  5. De voorwaarden zoals bedoeld in lid 4 bevatten in ieder geval een regeling met betrekking tot de betaling van de door de werknemer wegens pensioenbijdragenverhaal aan de werkgever verschuldigde premie.
  6. Het verlof zoals bedoeld in lid 4 strekt zich naar evenredigheid geheel of gedeeltelijk uit over de schoolvakantie dan wel wordt het vakantieverlof naar evenredigheid verminderd.
  7. Het verlof zoals bedoeld in lid 4 gaat niet in dan nadat de werknemer zich schriftelijk akkoord heeft verklaard met de voorwaarden waaronder de werkgever het verlof wenst te verlenen.
Artikel 8.4

Buitengewoon verlof voor politieke functies (imperatief)

  1. De werkgever verleent, zonder behoud van bezoldiging, buitengewoon verlof aan de werknemer die:
    1. het lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aanvaardt;
    2. de functie van lid van Gedeputeerde Staten van een provincie aanvaardt.
  2. De werkgever verleent de werknemer die de functie van wethouder aanvaardt op zijn verzoek voor het geheel of een deel van zijn werkzaamheden buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging. Voor zover de uitoefening van de functie bij de werkgever wordt geschaad kan de werkgever bedoeld verlof eigener beweging verlenen mits de werknemer tevoren is gehoord.
  3. Het buitengewoon verlof zoals bedoeld in lid 1 en 2 wordt telkenmale voor de duur van maximaal 12 maanden verleend.
Artikel 8.5

Verlof in verband met overleg- en advieswerkzaamheden (imperatief)

  1. De werkgever verleent op diens verzoek de werknemer buitengewoon bezoldigd verlof uit het geheel of een deel van zijn werkzaamheden:
    1. voor het verrichten van werkzaamheden van rechtspositionele en/of onderwijskundige aard ten behoeve van een vakbond die partij is bij de cao;
    2. voor het op uitnodiging van een vakbond als bedoeld onder a. als cursist deelnemen aan een cursus voor ten hoogste 6 dagen per 2 schooljaren, voor zover omzetting van de dienst niet mogelijk is;
    3. als de werknemer behoort tot de categorie OP voor het deelnemen aan incidentele vergaderingen van statutaire organen van zijn vakbond en eventuele ander zeer incidenteel voorkomende en moeilijk vooruit te plannen activiteiten voor ten hoogste 10 dagen per schooljaar, mits de werknemer aan die incidentele vergadering en/of activiteiten deelneemt als bestuurslid van die betrokken vereniging dan wel als kaderlid of afgevaardigde;
    4. als de werknemer behoort tot de categorie OBP voor ten hoogste 208 uren per jaar indien hij door een centrale of vereniging als bedoeld onder a. is aangewezen om bestuurlijke en/of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen die vakbond, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet. De aanspraken op buitengewoon verlof voor activiteiten als bedoeld onder a. en b. bedragen samen ten hoogste 240 uren per jaar. Indien de werknemer als bedoeld in de eerste volzin lid van het hoofdbestuur van een vakbond is, bedragen de aanspraken voor verlof op grond van a. en b. samen ten hoogste 320 uren per jaar.
  2. De werkgever verleent de werknemer, indien daartoe volgens de minister van OCW dan wel de minister van EZ te geven nadere regels aanleiding bestaat, desgevraagd kort of lang buitengewoon verlof uit het geheel of een deel van zijn werkzaamheden voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van door de minister van OCW dan wel de minister van EZ aan te wijzen commissies en/of overlegorganen.
  3. Het verlof bedoeld in lid 1 sub a. en lid 2 wordt verleend met behoud van bezoldiging, voor zover de vakbond de werkgever daartoe de vergoeding betaalt conform de door de Stichting Financiering Structureel Vakbondsverlof Onderwijs voor het desbetreffende jaar vastgestelde bedragen.
  4. In afwijking van het bepaalde in lid 3 wordt het verlof, bedoeld in lid 1, dat met name het doel heeft de werknemer in staat te stellen de functie van bezoldigd bestuurder van een in lid 1 sub a. bedoelde vakbond te vervullen, voor ten hoogste 2 jaren en zonder behoud van bezoldiging verleend.
Artikel 8.6

Ouderschapsverlof (imperatief)

De werkgever verleent de werknemer op diens verzoek en met toepassing van het bepaalde in bijlage E buitengewoon verlof in verband met ouderschap.

Artikel 8.7

Verlof wegens militaire dienst

De werknemer die voor een herhalingsoefening als militair in werkelijke dienst is, geniet de aan zijn betrekking verbonden burgerlijke beloning, voor zover deze meer bedraagt dan zijn militaire beloning.

Artikel 8.8

Onbetaald verlof

Met inachtneming van bijlage I kan de werknemer onbetaald verlof opnemen.

Artikel 8.9

Zwangerschaps- en bevallingsverlof

  1. De vrouwelijke werknemer heeft in verband met haar bevalling aanspraak op zwangerschaps- en bevallingsverlof.
  2. Gedurende het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in lid 1, heeft de vrouwelijke werknemer aanspraak op haar volle loon.
  3. Indien aan de vrouwelijke werknemer een uitkering op grond van Hoofdstuk 3, afdeling 2 van de Wet arbeid en zorg is toegekend, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag, waarop zij op grond van lid 2 recht heeft.
  4. Indien de vrouwelijke werknemer recht heeft op een uitkering als bedoeld in lid 3 en de werkgever die uitkering niet of niet tijdig heeft aangevraagd, omdat de vrouwelijke werknemer niet de benodigde informatie heeft verstrekt over haar zwangerschap of het de werkgever anderszins onmogelijk heeft gemaakt de uitkering aan te vragen, wordt er voor het bepaalde in lid 3 vanuit gegaan dat de vrouwelijke werknemer de uitkering wel heeft genoten.
  5. De vrouwelijke werknemer meldt de werkgever ten minste drie weken van te voren met ingang van welke datum het zwangerschapsverlof in gaat.