Vakantie*
- De werknemer heeft recht op 30 dagen vakantie per kalenderjaar, op grond van artikel 7:634 BW bestaande uit 20 wettelijke vakantiedagen en 10 bovenwettelijke vakantiedagen.
- Feestdagen kunnen niet als vakantiedag worden aangemerkt.
- De werknemer die niet het gehele kalenderjaar in dienst is, heeft aanspraak op een aantal vakantiedagen dat gelijk is aan: (W:52) x 30. Hierbij is W het aantal weken dat de werknemer in het desbetreffende kalenderjaar recht heeft op loon.
- Vakantiedagen die het eerst voor verval of verjaring in aanmerking komen, worden als eerste van het vakantietegoed afgeboekt.
- De werkgever stelt de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie vast overeenkomstig de wensen van de werknemer, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Daarbij geldt dat de werknemer die betrokken is bij het primaire proces en die benoemd is een functie met carrièrepatroon 9 of hoger de vakantiedagen opneemt in de periodes waarin voor diegene geen directe onderwijstaken zijn ingeroosterd.
- De aanspraak op wettelijke vakantiedagen, vervalt zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven, tenzij de werknemer tot aan dat tijdstip redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen.
- De aanspraak op bovenwettelijke vakantiedagen verjaart 5 jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven.
- Bij samenloop van ziekteverlof met verleend vakantieverlof trekt de werkgever, voor de werknemer die betrokken is bij het primaire proces en die benoemd is in een functie met carrièrepatroon 9 of hoger, het verleende vakantieverlof in tot ten hoogste 23 dagen per kalenderjaar, bestaande uit 20 wettelijke en 3 bovenwettelijke vakantiedagen per kalenderjaar, tenzij in voorkomend geval de werknemer schriftelijk instemt het vakantieverlof te willen opnemen. Indien de werknemer niet het hele kalenderjaar recht heeft op loon, komen voor intrekking, bedoeld in de eerste volzin ten hoogste (W:52) x 23 dagen in aanmerking, waarbij W gelijk is aan het aantal weken dat de werknemer in het kalenderjaar recht heeft op loon.
- De werknemer, die betrokken is bij het primaire proces en die benoemd is in een functie met carrièrepatroon 9 of hoger, neemt de op basis van lid 8 ingetrokken vakantiedagen op in periodes waarin voor diegene geen directe onderwijstaken zijn ingeroosterd. Slechts indien blijkt dat de werknemer redelijkerwijs niet in staat is geweest om de wettelijke vakantiedagen voor afloop van de vervaltermijn binnen de genoemde periodes op te nemen, kan de werknemer deze wettelijke vakantiedagen – na overleg met de werkgever – buiten deze periodes opnemen.
- De werknemer, die betrokken is bij het primaire proces en die benoemd is in een functie met carrièrepatroon 9 of hoger, neemt in geval van samenloop met zwangerschaps- en bevallingsverlof 4, diens vakantiedagen en/of overige dagen 5 op in overleg met de werkgever.
- Ingeval van samenloop van ziekteverlof met verleend vakantieverlof en in andere daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komende gevallen trekt de werkgever, voor de werknemer die behoort tot het OBP en op wie lid 8 niet van toepassing is, het vakantieverlof in, tenzij in voorkomend geval de werknemer schriftelijk instemt het vakantieverlof te willen opnemen. Het niet genoten vakantieverlof wordt in overleg met de werknemer opnieuw verleend.
- Neemt de werknemer tijdens ziekte vakantieverlof op dan behoudt de werknemer over deze uren vakantieverlof 100% van diens loon.
- In zeer buitengewone omstandigheden kan de werkgever met goedvinden van de werknemer het vakantieverlof intrekken. Indien de werknemer als gevolg van de intrekking van het vakantieverlof materiële schade lijdt, wordt deze schade door de werkgever vergoed.
- De werkgever kan in afwijking van het bepaalde in de leden 8, 11 en 13, met in achtneming van lid 1 t/m 3, met de OR een eigen vakantieregeling overeenkomen.
4 Artikel 8.1 lid 10 van de cao mbo is aangepast naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad (Civiele kamer) 21 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:320.
5 De term ‘overige dagen’ wordt in de cao mbo niet gedefinieerd. Deze term komt wel als zodanig voor in de toelichting van de cao mbo op H8 in relatie tot art. 3.1 cao mbo. Hier is het volgende opgenomen: ’Een jaar kent meer dagen dan het aantal dagen dat een werknemer vult met het verrichten van werkzaamheden, vakantiedagen en feestdagen. Deze overige dagen zijn dagen waarop de werknemer niet kan worden ingezet voor het verrichten van werkzaamheden, omdat hij zijn jaartaak al heeft gemaakt’. Deze tekst is ook van toepassing op artikel 8.1 lid 10 van de cao mbo.