Scholing en professionalisering
- De werkgever heeft scholingsbeleid dat uitmondt in een meerjarenscholingsplan en bestaat ten minste uit de volgende componenten:
– de uitgangspunten van het scholingsbeleid;
– de stappen waarin het scholingsbeleid tot uitvoering zal worden gebracht;
– de criteria met behulp waarvan bepaald wordt welke werknemers wanneer in aanmerking komen voor scholing, waarbij ten minste het genoemde in het zevende tot en met negende lid geldt. - De werkgever stelt het scholingsbudget vast.
- De werkgever vraagt advies aan de OR voor elk door hem voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van het scholingsbudget.
- a. De werknemer heeft recht op:
– scholing die nodig is om zijn functie goed te kunnen uitoefenen;
– scholing en professionalisering gericht op het uitoefenen van een andere functie, indien dit past binnen zijn loopbaanperspectief.
b. De werkgever is, rekening houdend met de hierover gemaakte afspraken in het onderwijsteam, verantwoordelijk voor het regelen van vervanging tijdens afwezigheid van de werknemer in verband met scholing en professionalisering. - De werknemer is verplicht mee te werken aan de scholing en professionalisering die de werkgever nodig acht voor een goede uitoefening van de functie of voor behoud van werkgelegenheid.
- De werknemer met een opleidingsniveau beneden mbo-niveau 2 wordt in de gelegenheid gesteld een startkwalificatie te halen.
- De werknemer die direct betrokken is bij het primaire proces die benoemd is in een functie met carrièrepatroon 7 of hoger, heeft bij een normbetrekking jaarlijks recht op 59 uren ten behoeve van scholing en professionalisering, naast de uren waarop hij recht heeft op grond van het achtste of negende lid. Over de invulling van de uren legt de werknemer verantwoording af aan de werkgever. De werknemer die benoemd is in een functie met carrièrepatroon 7 of 8 vult de uren in overleg met de werkgever.
- Voor elk onderwijsteam waarin het werk is verdeeld conform artikel 3.4 lid 1 t/m 5 is, ten behoeve van scholing en professionalisering van de direct bij het primair proces betrokken werknemers die benoemd zijn in een functie behorend bij carrièrepatroon 7 of hoger een urenaantal beschikbaar dat gelijk is aan: P x 107. Hierin is P het totale aantal FTE’s van de werknemers genoemd in de vorige zin binnen een onderwijsteam. Deze uren worden op het niveau van het onderwijsteam (al dan niet gedifferentieerd) toegedeeld aan de desbetreffende werknemers. De toedeling en invulling ervan gebeurt op basis van een vooraf door het onderwijsteam opgesteld scholingsplan en vindt plaats onder verantwoordelijkheid van en in overleg met de werkgever met in achtneming van artikel 4.2 lid 1 sub a en b.
- Indien de werkgever de werkzaamheden van het onderwijsteam waarvan de werknemer die direct betrokken is bij het primaire proces die benoemd is in een functie met carrièrepatroon 7 of hoger deel uitmaakt, toedeelt volgens artikel 3.4, zesde lid, heeft de werknemer recht op ten minste 24 uren scholing en professionalisering. Deze 24 uren maken deel uit van het urenaantal ten behoeve van scholing en professionalisering dat beschikbaar is op het niveau van het onderwijsteam. De toedeling van de overige uren die beschikbaar zijn op het niveau van het onderwijsteam ten behoeve van scholing en professionalisering, vindt plaats in opdracht van de werkgever.
- Voor de werknemer op wie lid 7 niet van toepassing is wordt ten aanzien van professionalisering en/of loopbaanontwikkeling verwezen naar het persoonlijk budget conform artikel 9.3 lid 4.